Een miljoen Venezolaanse bolivar staat ongeveer gelijk aan 0,44 euro, volgens de officiële wisselkoers. En daar koop je in hoofdstad Caracas een klein blikje cola, een kilo tomaten of een stuk zeep van slechte kwaliteit voor. 

De ooit zeer welvarende oliestaat verkeert namelijk al jaren in economische crisis door de sterk gedaalde olieprijzen. Om de gapende begrotingstekorten van de regering te financieren, draaien de geldpersen van de Centrale Bank al jaren overuren. Maar die ‘oplossing’ kent een prijs: hyperinflatie. In januari 2021 lagen de prijzen gemiddeld 2.665% hoger dan 12 maanden eerder, aldus de gegevens van diezelfde Centrale Bank. 

Omdat de portemonnee van de Venezolanen onmogelijk letterlijk mee kan groeien met die prijsstijgingen, heeft de Centrale Bank nieuwe biljetten aangekondigd van 200.000, 500.000 en 1.000.000 bolivar. Die moeten vanaf volgende week in het straatbeeld verschijnen. ,,Het probleem met hyperinflatie is echter dat de Centrale Bank nooit snel genoeg dat geld kan bijdrukken’’, zegt econoom Asdrubal Oliveros tegen persbureau AFP.

Het betalen met cash bolivars is inmiddels zó onhandig geworden, dat in de praktijk vaak de Amerikaanse dollar wordt gebruikt om producten te prijzen én te betalen. Die munt is namelijk wél waardevast. Bolivars worden vooral nog gebruikt bij bankoverschrijvingen en betaalkaarten. 

Terwijl de Venezolaanse president Nicolás Maduro er eerst alles aan deed om de schaarse dollars uit handen van de Venezolanen te houden, staat hij het gebruik nu oogluikend toe. Het is volgens de president een ,,uitlaatklep’’ voor de economische problemen, die Maduro wijt aan de economische sancties die de VS aan de oliestaat hebben opgelegd.

Critici van het Maduro-regime wijzen echter naar het socialistische beleid van Maduro en zijn voorganger en mentor Hugo Chávez als de voornaamste oorzaak van de economische crisis.